De
Oostvaardersplassen vormen een natuurgebied van zo'n
6000 ha (= 60 km², een gebied van 6 bij 10 km) tussen
Almere
en
Lelystad
in de
Nederlandse
provincie
Flevoland.
De Oostvaardersplassen zijn van internationaal belang
als moerasgebied en overwintergebied. Het gebied is
ruwweg in twee gedeelten te onderscheiden: een nat en
een droog gedeelte. Het gebied is beperkt toegankelijk
voor bezoekers.
Oorsprong
Toen de Zuidelijke Flevopolder droogviel was het gebied
waar nu de Oostvaardersplassen liggen als
industrieterrein bestemd. Omdat er veel zandputten
waren, en omdat het relatief laag lag, was het een nat
terrein waar heel snel riet, lisdodde en wilg opkwamen.
Het gebied werd al snel gevonden door ganzen, eenden en
het indertijd zeldzame
baardmannetje.
Omdat men al vlug inzag dat het om een belangrijk
natuurgebied ging moest het tracé van de
spoorlijn Almere-Lelystad
worden omgelegd en in het zogenaamd
badkuipmodel
worden uitgevoerd.
Ontstaan
van natuurlijk bos
In
het droge gedeelte lopen grote kuddes
Heckrunderen
en
koniks
(paarden). Daarnaast zijn er roedels
edelherten
te vinden. Deze grote grazers horen, samen met de
eland,
de
wisent
en het
wilde zwijn
thuis in een Europees
bos.
Door hun gegraas blijft het landschap open en vervalt
het niet tot een ruigte. Op den duur zal door
successie
de
wilg
verdwijnen, om plaats te maken voor een open landschap.
Hierin kunnen planten als de
sleedoorn,
de
braam
en de
meidoorn
een plaats vinden, doordat zij tegen het grazersgeweld
gewapend zijn. Er ontstaat dan een milieu waarin bomen
als de
eik
zich kunnen vestigen. Beschermd door bosranden kunnen
stukken natuurlijk bos ontstaan. Op termijn ontstaat dan
een landschap zoals die wel in zeventiende-eeuwse
landschappen te zien zijn.
Beheer en context
Oorspronkelijk was er in de nieuwe
polder een terrein gepland speciaal bestemd voor ganzen.
Omdat de
gans
massaal naar de Oostvaardersplassen trok, was de focus
altijd in belangrijke mate op de gans geweest. Het
terrein dat nu door
Staatsbosbeheer
wordt beheerd is voorzien van allerlei poelen, zodat
reigerachtigen
dicht bij de broedgebieden voedsel kunnen vinden. Voor
het publiek is er aan de
Knardijk
een bezoekerscentrum met een wandelroute van 5 km.
Ontwikkeling van het gebied
Toen de Flevopolder droogviel, werd er vanuit
vliegtuigjes
riet
uitgezaaid. Dit kwam, samen met het zaad van de
wilg,
snel tot ontwikkeling. In de Oostvaardersplassen
ontstonden zo grofweg drie gebieden:
rietland,
wilgenbos en water. Het droge gebied werd gedeeltelijk
gecultiveerd, gedraineerd en ingezaaid met gras. Toen
dit gebied voor de natuur vrijkwam, werden sloten
gedicht en poelen gegraven. Er ontstond een ruigte die
voor de
grote grazers
werd geopend.
Het Hollandse hout
Aan de
andere kant van de Knardijk ligt het "Hollandse Hout",
een plantage van bomen. De bedoeling is dat dit een
eenheid gaat vormen met de Oostvaardersplassen. Het
Heckrund zal dit gebied waarschijnlijk niet gaan bewonen
vanwege het gevaar voor het publiek. Je kunt zien dat
bomen vanuit het Hollandse Hout de Oostvaardersplassen
in trekken.
Het Oostvaardersveld
Ten
noordoosten van de Oostvaardersplassen ligt een gebied
van 260 ha waarin de verschillende milieus zoals die
voorkomen in het klein gemaakt worden. Dit gebied wordt
een etalage waarin
flora
en
fauna
in het grote gebied aan toeristen getoond worden.
Het
Fluitbos
Aan de
Almeerse kant, tegen het industrieterrein aan, ligt het
"Fluitbos". In deze oorspronkelijk bosaanplant worden
bomen gekapt en inheemse geplant, dit om een
natuurlijker aandoend bos te maken. Edelherten en reeën
hebben hun weg naar het Fluitbos gevonden, wat goed te
zien is aan de vraat aan de bomen. Voor
natuurliefhebbers betekent dit dat de ontwikkelingen in
de Oostvaardersplassen vanuit Almere gevolgd kunnen
worden; hiertoe zijn observatieheuvels en wandelpaden
aangelegd.
De Oostvaardersdijk
In
2003
werd begonnen met de verhoging van de Oostvaardersdijk
tot "Deltahoogte". De dijk aan de kant van het
Markermeer
wordt 1,60 m verhoogd bij Lelystad en 0,20 m bij Almere.
Hierdoor vermindert de
natuurwaarde
van de begroeiing langs de dijk en zal ook de vogeltrek
worden beïnvloed. Als compensatie voor het verdwijnen
van een stuk Oostvaardersplassen wordt er buitendijks
een 10 ha groot
luwtegebied
aangelegd. Dit gebied krijgt daarnaast een functie als
paaiplaats voor vissen en halverwege tussen Almere en
Lelystad komt er een aanlegplaats voor de pleziervaart
nabij een uitkijkpunt over de Oostvaardersplassen.
Ecologische verbindingszones
Middels
ecologische verbindingszones
is er contact met de
Lepelaarsplassen
en het Pampushout. Helaas is deze verbindingszone niet
geschikt voor vis en de grote grazers.
Het ligt in de bedoeling om ook een verbinding te maken met de Veluwe; men hoopt dat de grote grazers van de Veluwe via het Horsterwold de Oostvaardersplassen zullen bereiken. Het wilde zwijn, de das en de eekhoorn zullen dan eindelijk hun opwachting maken in de Oostvaardersplassen.
Omdat de Oostvaardersplassen in een nieuwe polder ontstaan zijn, zijn er veel soorten planten en dieren die hun niche nog niet ingenomen hebben. De geplande ecologische verbindingszones zijn belangrijk om naar en van de Oostvaardersplassen te kunnen trekken. Vogels kunnen zich makkelijk verplaatsen, voor het baardmannetje zijn de rietvelden essentieel gebleken voor het voorkomen van deze soort in West-Europa.
Andere dieren als de adder, de boomkikker en de grote modderkruiper komen niet vanzelf in de polder. Deze kunnen geïntroduceerd worden, om zo hun plaats in hun biotoop te kunnen innemen. Ook sommige planten ontbreken nog: de zwanenbloem is in 2003 nog niet gesignaleerd.
OntwikkelingenIn een jong gebied als de Oostvaardersplassen zijn allerlei processen bezig waardoor het gebied verandert. Het gebied is nu al een toonaangevend gebied, maar juist het proces van verandering maakt de Oostvaardersplassen zo spannend.
Ontwikkelingen in de flora
Het oorspronkelijke wilgenbos begint door stormen, vraat en ziekte steeds opener te worden. In het veld zie je langzaam meidoorns opkomen. Waar koeien en paarden het riet hebben weggevreten, ontstaat grasland. Langzamerhand beginnen ook klavers en andere planten hierin hun niche te vinden. Ook de massaal opgekomen vlier is op zijn retour. Deze wordt alleen door het edelhert gegeten. Jonge meidoorn kan in het voor publiek open gebied gevonden worden.
Ontwikkelingen in de fauna
De natuurwaarde voor met name de vogels is enorm; liefst 29 soorten vogels in de Oostvaardersplassen vallen onder de zgn. 1%-norm. Hieronder zijn zeldzame vogels als de roerdomp en de kleine zilverreiger, maar ook algemene soorten als de grauwe gans, waarvan er gemiddeld 33.000 te vinden zijn. De inrichting van het poelengebied blijkt hierin een belangrijke rol te spelen: het aantal nesten van de zilverreiger en lepelaar gaat gestaag omhoog.
In 2002 is voor het eerst een nest door een paar juveniele visarenden gebouwd. Het is voortijdig uit de bomen gewaaid. Dit voedt de hoop dat de visarend in de toekomst in het gebied tot broeden gaat komen. Ook de zwarte ooievaar en de zeearend laten zich met zekere regelmaat in de Oostvaardersplassen zien. De zeearend heeft zich in 2006 als broedvogel gevestigd.
De
ringslang
komt nu voor in het gehele gebied en de
bever
heeft zich gevestigd nabij de aalscholverkolonie.
Ontwikkelingen
in de visstand
De
Oostvaardersplassen zijn arm als het om vis gaat. Het
aantal soorten is gering, slechts 15 soorten vis zijn
bekend:
aal,
brasem,
driedoornige stekelbaars,
lederkarper,
pos,
baars,
ruisvoorn,
schubkarper,
serpeling,
snoekbaars,
spiegelkarper,
tiendoornige stekelbaars,
winde
en
zonnebaars.
Er zijn geen plannen om vissoorten als de
grote modderkruiper
te introduceren, ondanks het feit dat het onmogelijk is
voor dergelijke soorten om het gebied binnen te trekken.
Ook zal op termijn de aal voor de Oostvaardersplassen
verloren gaan. De natuurwaarde van de
Oostvaardersplassen zal er enorm mee gediend zijn indien
vis van en naar de Oostvaardersplassen kan trekken.
Op
dit moment zijn de wateren van de Oostvaardersplassen
overvol met volwassen karpers. Er is praktisch geen
predatie op deze schubkarper. De komst van de
Europese otter
en
Europese meerval
is welkom als een manier om ruimte te maken voor meer
diversiteit. Die diversiteit is nodig als je wilt dat
dieren als de
zeearend
en de
visarend
in dit gebied hun thuis vinden.
Abiotische
ontwikkelingen
De
Oostvaardersplassen zijn ontstaan in een nieuwe polder.
De klei klinkt daardoor nog steeds in. Het natte
gedeelte is daardoor relatief steeds hoger komen te
liggen ten opzichte van het omliggende gebied. Door dit
natte gebied te omdijken blijven de droge gedeelten
droog en de natte gedeelten nat.
In het droge gedeelte is de bovenste laag van de bodem langzaam verarmd. Dit leidt er toe dat de omstandigheden voor allerlei kruiden verandert en dat hierdoor een successie plaatsvindt. Planten die eenmaal aangeslagen zijn, kunnen met hun diepere wortels nog steeds de rijke kleibodem vinden.
In 2004 is het Europees diploma voor natuurbeheer voor de eerste keer verlengd. Aangegeven is dat een aantal zaken geregeld moet worden voor de volgende verlenging in 2009.
Bufferbos
De ecologische verbindingszone richting de Lepelaarsplassen wordt uitgebreid met een bufferbos, dat een buffer vormt met het Almeerse industrieterrein "de Vaart". De bestaande fietspaden langs de rand van de Oostvaardersplassen zullen hier op aansluiten. Met de inrichting van het bufferbos werd eind 2004 begonnen.
Beperkingen
De grote grazers doen het uitstekend, de kuddes breiden zich snel uit en daarmee komt een einde aan de groei in zicht. Wanneer er geen voedsel is zullen er meer dieren doodgaan en komen er minder nakomelingen. Dit is op zich een natuurlijk gegeven, echter de veewet stelt dat de beheerder verantwoordelijk is voor zijn beesten. Hierdoor moeten kadavers van de konik en het Heckrund verwijderd worden en sommigen stellen dat er in de winter bijgevoerd moet worden. Ook zou dit moeten betekenen dat wanneer er een epidemie van bijvoorbeeld mond-en-klauwzeer is, beesten geruimd moeten worden.
Het edelhert echter valt niet onder de veewet. Hierdoor kunnen de kadavers van een hert wél blijven liggen. Wanneer de wisent zijn entree mag maken, heet ook deze "wild". Zowel het edelhert als de wisent kan lijden aan ziekten die ook bij het "vee" voorkomen. De kadavers zijn echter een welkome voedselbron voor kraaien, raven, arenden en in 2005 zelfs een monniksgier.
Anno 2005 leven er in het gebied ongeveer 1500 edelherten, 1000 konikpaarden, 500 Heckrunderen, 100 reeën en 100 vossen. De jaarlijkse sterfte onder de edelherten is rond de 20%. Er is geen sprake van groei meer en de jaarlijkse sterfte concentreert zich (uiteraard) in de koude en voedselarme wintermaanden, met name in maart. Staatsbosbeheer heeft gekozen voor een beheer, waarbij de natuur haar gang mag gaan en grijpt niet in. Dit heeft tot gevolg dat veel van de 3000 dieren gedurende de winter steeds meer vermageren en van de honger doodgaan. Om verder lijden te voorkomen worden de dieren waarvan verwacht mag worden dat ze niet lang meer te leven hebben afgeschoten.
Een toenemend probleem is de verdwijning
van diverse vogelsoorten uit het gebied
als gevolg van de grote grazers. Dit
probleem doet zich ook op veel andere
plaatsen in Nederland voor en uitte zich
in de Oostvaardersplassen tussen 1997 en
2002 bij een stijgende populatie grote
grazers in de verdwijning van 30 tot
100% van alle broedvogels van de open
ruigtes, weidegebieden en droge
rietlanden.
Organisatie
De
Oostvaardersplassen worden beheerd door
Staatsbosbeheer.